Een paard sjokte door het dichte bos. Op haar rug zat Crewle. Crewle had het paard gevonden toen ze door het bos liep. Het arme beest was aan een boom vastgebonden en naast hem lag een dode ridder. Crewle vond het zielig om hem alleen te laten, dus maakte ze van het paard haar eigen. Het paard was wit met zwarte en bruine vlekken en had slofjes, waarschijnlijk was het een tinker. Ze noemde het paard Nhyu, wat gevonden betekent. Wat er verder op het kasteel was gebeurd? Crewle was gewoon het kasteel uitgelopen en werd achterna geroepen door een boze Anton. Nhyu stapte over een boomstam. Crewle gaapte en sloeg haar handen om de nek heen. Ze was niet bang voor struikrovers, Nhyu zou haar wel beschermen. Nhyu sjokte rustig verder, terwijl Crewle in slaap viel. Het licht van de maan viel tussen de takken door, en even leek het alsof Nhyu een geest was.