Bella stond tot haar uiers in het meer. Ze rilde en maakte zachte klagelijke loeigeluiden; ze hield er niet van om in ijskoud water te staan. Shu borstelde haar viezige bruine vacht met een ijzeren kam die hij ook gewoon gebruikte voor zijn eigen klitterige haar. Hij verzorgde zijn koe beter dan zichzelf. 'Bella, ik heb eens lopen nadenken,' zei Shu in haar oor. 'Als jij geen koe was, dan was je mijn vrouw geweest.' Bella zei niets terug. Natuurlijk, ze kon ook niet praten. Shu worstelde zich door het water en ging de oever op. Hij nam een slok uit zijn drinkzak, gevuld met wijn, en vloekte toen deze op was. Nu had hij geen drinken en ook geen eten meer. Bella kwam loom het water uit en slofte naar Shu toe. Ze drukte haar grote roze snuit tegen zijn wang en slaakte een hongerige loei. Het was iedere dag wel hetzelfde liedje; hadden ze nog drinken, dan hadden ze geen eten meer. Hadden ze geen eten, dan hadden ze geen drinken meer. In de ergste gevallen hadden ze gebrek aan beide, zoals nu. Shu klopte Bella medelevend tegen haar kaak. Hij kreunde even van ellende en liet zich vervolgens languit in het gras vallen, om te doen alsof hij dood was. Dan was het maar een kwestie van wachten tot er vanzelf een roofdier op hen af kwam. Hij was echt niet van plan zelf op jacht te gaan.